In 1970 vertrok Reich voor een periode van vijf weken naar Afrika, om in Accra aan de universiteit van Ghana Afrikaans slagwerk te studeren. Na zijn terugkeer naar New York begon hij aan Drumming, dat het jaar daarop werd voltooid. Met zijn oorspronkelijke duur van 90 minuten is het zijn langste compositie tot dan toe, zijn eerste grote publieke manifestatie. Drumming werd voor het eerste gespeeld op 3 december 1971 in het Museum of Modern Art in New York.
Enerzijds is het met zijn phasing technieken een samenvatting van de oudere stukken als Four Organs of Phase Patterns. Anderzijds ontstond met Drumming, geschreven voor acht ‘tuned drums’, drie marimba’s, drie klokkenspelen, vrouwenstemmen en piccolo, de voor de wat latere Reich typerende welluidendheid en kleurenrijkdom van bijvoorbeeld Music for Mallet Instruments, Voices and Organ of Music for 18 Musicians. Het is de klank die voor zoveel minimale muziek uit de jaren zeventig kenmerkend zou worden. De vroege jaren zeventig vormen voor Reich de tijd van de geleidelijke doorbraak, toen het Boston Symphony Orchestra Four Organs in het programma opnam, de prestigieuze platenmaatschappij Deutsche Grammophon platen met zijn muziek begon uit te geven, en Reich zélf zijn eerste Europese tournees maakte.
Drumming heeft 4 delen en duurt, afhankelijk van het aantal herhalingen, 55 tot 75 minuten. Het eerste deel wordt gespeeld door 4 spelers op 4 paar gestemde bongo’s. Eerst wordt het basispatroon door twee spelers opgebouwd, waarna één van de spelers het patroon zodanig versnelt ten opzichte van de andere speler, dat er een nieuw ‘complementair’ patroon ontstaat (het zogenaamde ‘resulting pattern’). Deze ‘phasing’ vormt, evenals de techniek van het inwisselen van noten voor rusten vice versa, de basis voor de gehele compositie. In het tweede deel worden de resulting patterns, die door ‘phasing’ van de marimba partijen ontstaan, gezongen door 3 vrouwenstemmen die het marimbageluid imiteren. Aan het eind van dit deel worden de marimba’s in hun hoogste register bespeeld en de patronen overgenomen door 3 klokkenspelen die op hun beurt in het laagste register worden bespeeld. Hierdoor blijven ritme en toonhoogte gehandhaafd, maar ontstaat een verandering in timbre. In dit deel worden de resulting patterns gespeeld door een piccolo. In het laatste deel worden alle technieken en instrumenten gecombineerd. In het gehele stuk wordt slechts één ritmisch basisthema gebruikt door alle instrumenten. De variatie en ontwikkeling in ritmiek samen met de toepassing van geleidelijke doch algehele timbreveranderingen geven verrassende wendingen aan het stuk en zorgen ervoor dat Drumming iedere keer weer een avontuur is voor spelers en publiek.